This website uses cookies. By using the site you are agreeing to our Privacy Policy.

Voer een zoekterm in en klik op .

De camera optimaliseert automatisch de instellingen voor het onderwerp.

Scènepictogram: De camera selecteert automatisch de geschikte scène. De selectie wordt aangeduid door de volgende pictogrammen.

  • AUTO
  • LANDSCHAP
  • NACHT
  • NACHT (STAT.)
  • MACRO
  • STRAND
  • ZONSOPKOMST
  • SNEEUW
  • HEMEL
  • GEBLADERTE
  • HEMEL & GEBLADERTE
  • PORTRET
  • TEGENLICHTPORTRET
  • BEWEGEND VOORWERP
  • PORTRET&BEWEGING
  • TEGENLICHTPORTRET&BEWEGING
  • GEAVANCEERDE ANTI-ONSCHERPTE

Het -pictogram: In -modus past de camera continu de scherpstelling aan en zoekt naar gezichten zodat de batterij minder wordt belast; bovendien kan het geluid van het scherpstellen van de camera hoorbaar zijn. wordt in de LCD-monitor weergegeven.

De geselecteerde modus kan verschillen afhankelijk van de opnameomstandigheden. Als de modus en het onderwerp niet overeenkomen, selecteer de -stand of kies SP en selecteer handmatig een scène.

Geavanceerde anti-onscherpte

Wanneer wordt weergegeven, maakt de camera een serie foto’s en combineert ze om één foto te creëren, waarbij „ruis” (spikkels) en onscherpte worden verminderd.

is beschikbaar wanneer AAN is geselecteerd in het opnamemenu en de flitser uit is of is ingesteld op automatisch.

Het kan enige tijd duren om van meerdere opnamen een enkele afbeelding te maken. Een enkele gecombineerde afbeelding wordt mogelijk niet gecreëerd als het onderwerp of de camera beweegt tijdens het fotograferen. Houd de camera stil tijdens het fotograferen en beweeg de camera niet totdat de opname is voltooid.